LAOS – Een land met een bewogen geschiedenis

Met een bus een ‘dodenrit’ maken, lopen over hoge bergen en niets anders te eten dan plakkerige rijst. Een tocht naar een klein afgelegen dorpje in het noorden van Laos blijkt een wereldreis op zich en vergt stalen zenuwen, een sterke maag en vooral tijd. Een onvergetelijke reis door een van de grootste natuurparken van zuidoost Azië.

Chiang Kong is het meest noordelijke plaatsje in Thailand, waar je de grens overgaat naar Laos. Het is een klein stadje dat eigenlijk is opgebouwd uit drie dorpjes. Het guesthouse waar ik zit is één van de negen, kleine hotelletjes die hier aanwezig zijn. Een kleine bouwval met zes of zeven kamers en een klein dakterras. In mijn kamer staat een bed en een kast. De douche in de badkamer geeft een klein straaltje lauw water en het eten dat je hier kunt bestellen is prima. Het is zeker niet slecht in vergelijking met de andere hotels waar ik uit kon kiezen. Daarbij komt dat het uitzicht vanaf mijn balkon prachtig is: de Mekong rivier ligt een kleine honderd meter achter het hotel en aan de andere kant lacht Laos mij al toe.
De meeste toeristen die vanuit hier de rivier oversteken, zakken vervolgens met een slowboat of een fastboat af naar Luang Prabang, in het zuiden. Het verschil mag duidelijk zijn. De slowboat is groot, doet er twee dagen over en zit voller dan elk gezond verstand kan bedenken. De fastboat is een stuk minder druk omdat de locale bevolking het niet kan betalen. De boot redt het in een dag, maar dan zit je wel op een houten bankje en je zit in de herrie door het razen van de grote motor. Waarschijnlijk zijn beide varianten een mooie ervaring. Ik wil liever wat meer de bergen van noord Laos in. Eén van de grootste natuurgebieden van zuidoost Azië ligt hier op de grens van Laos, China en Myanmar (Burma). Een aantal locals hebben mij verteld dat er openbaar vervoer heengaat, alleen zijn de wegen nog niet helemaal af en het is me nog niet duidelijk waar de bus precies vertrekt.

One-hour visa
Langzaam begin ik steeds zenuwachtiger te worden. Een kleine vrouw vertelde mij dat een half-hour visa, slechts een uurtje zou duren. Dit op zich is natuurlijk grappig, maar toch gaf ik met tegenzin mijn paspoort af. Ze zou het even wegbrengen naar de juiste autoriteiten. “Het is pas vijf uur, dus dat moet wel lukken,” lachte ze me vriendelijk toe. Voor ik er erg in had, stopte ze mijn paspoort in haar tas en reed ze weg op haar veel te klein fietsje. Het feit dat ik nu al twee uur op mijn paspoort zit te wachten, maakt me erg onrustig. Het is inmiddels donker en ik kan me niet voorstellen dat er nog een instelling open is, die mijn visa in behandeling neemt. Morgen wil ik de oversteek maken. Met een klein bootje de Mekong rivier over naar Laos.

Eindelijk komt de vrouw dat de boel hier runt, lachend aanrennen met mijn paspoort. Het visum is geregeld en voor wat extra Bahts (de munteenheid van Thailand, red.), krijg ik de tickets voor de boot er alvast bij. Dit bespaart me gelukkig een hoop tijd, en hoef ik morgenochtend niet in de rij. In Thailand is wachten al snel een paar uur. Nog een laatste mogelijkheid voor een Singha biertje, het Thaise Heineken, daarna lekker naar bed.

Glijden in de bus
De boottocht duurt slechts tien minuten. Een heel smalle boot brengt me deze vroege ochtend over en de stroming was enorm sterk. Ik heb meerdere keren gedacht dat we om zouden slaan, maar het ging eigenlijk heel soepel. Een grenswachter wijst me, nadat ik wat geld heb gewisseld, de weg en ik neem een taxi om op het busdepot te komen. Het blijkt een kilometer of vijf rijden te zijn. Een pleintje met alleen wat zand, twee bankjes en een klein loket vertellen me dat dit het lokale busstation is. De dame achter de balie verkoopt mij een kaartje en zegt dat de bus over tien minuten vertrekt. Uiteindelijk duurt het allemaal iets langer. Er moet nog het een en ander gerepareerd worden aan de achteras van de bus. Het feit dat ze met drie man onder de bus duiken en een grote hamer meenemen, schept geen vertrouwen en als ik een paar minuten later een paar harde klappen hoor sta ik op het punt toch de toeristische boot naar het zuiden te nemen. Maar nog geen minuut later komen de drie gespierde mannetjes onder de bus vandaan: “We go!”
De trip duurt lang en het uitzicht is ongelooflijk mooi. Ik beleef ook een aantal zeer angstige momenten. Het heeft de dag ervoor hard geregend en de onafgemaakte wegen liggen vol met klei. Als deze nat wordt, ontstaat er een soort super glijbaan. Bij elke bocht zie ik een afgrond dichterbij schuiven, terwijl de chauffeur het gas al heeft losgelaten. Net voor de rand geeft hij weer gas en rukt aan het stuur, zodat we toch net op tijd de hoek om te gaan. Het doet de lokale bevolking niets; ze kletsen wat, eten de hele reis door en af en toe wordt het duidelijk dat het strenge ‘niet roken’ beleid uit Europa hier nog niet is doorgevoerd. Er wordt veel gelachen en regelmatig wordt me een rijstkoekje of iets anders lekkers toegestopt. Tussendoor wordt er nog een stop gemaakt in the middle of nowhere, zodat alle mannen langs de weg kunnen gaan staan plassen. De vrouwen doen tot mijn verbazing hetzelfde, alleen dan op hun hurken.

Plakrijst
Tien uur later ben ik op de plaats van bestemming: Luang Nam Tha. Een klein stadje in noord Laos, de hoofdstad van de gelijknamige provincie. Het lijkt alsof er hier niet veel te doen is, maar dat is niet waar. Als je een fietsje huurt of wat rondloopt, is er een hoop te zien buiten de hoofdstraat. Behalve een bezoek aan het oorlogsmuseum, of het bekijken van een paar oude tempels, kun je hier zien hoe men papier maakt uit bamboe en is er een grote zijde weverij. Het boeken van kajak tours, raft expedities en meerdaagse looptochten naar kleine dorpjes in de omgeving behoort ook tot de mogelijkheden. Dit kun je alleen doen onder begeleiding, gidsen kun je hier dan ook vinden bij een ruim aantal touroperators. Na een dag hier te hebben rondgelopen, besluit ik de volgende dag te beginnen aan een dergelijk track. Ik spreek af met een gids genaamd Lek en er gaat ook nog iemand mee die het eten draagt. De looproute begint een stuk buiten de stad. Eerst rijden we een halfuur met een taxi de bergen in. Het beginpunt van de trip bevindt zich in een klein dorpje met bamboe huisjes op palen, ongeveer dertig kilometer buiten Luang Nam Tha. De kippen en varkens lopen tegen mijn benen aan en de honden jagen me de stuipen op het lijf. Bij elke stap die ik zet, lijkt het of ze harder gaan blaffen. Verder is er niemand. We lopen dwars door het dorpje dat uit twee delen bestaat. De gids legt uit dat bij veel dorpjes het kleinste deel van het dorp onbewoond is. Hier wordt alle vlees, maïs en vooral rijst opgeslagen. Mocht er brand uitbreken in het dorp, dan is de eerste levensbehoefte veilig gesteld. Er mag niemand met vuur of iets anders brandbaars in het kleine deel komen. Als we het dorpje weer uit gaan, lopen we regelrecht de jungle in en begint het pad meteen te stijgen. Onderweg krijg ik uitleg over planten en bloemen die op verschillende manieren gebruikt worden door de locale bevolking. Het ene plantje wordt gebruikt om mee te koken, het andere is tegen de hoofdpijn en het derde plantje moet je als papje op een wond smeren tegen ontstekingen. Na twee uur flink te hebben geklommen, bereiken we de top. Het uitzicht is prachtig. Je kunt hier kilometers ver over de bergen kijken. Overal zie je met groen bedekte heuvels en een strak blauwe lucht erboven. Hier mag ik even uitrusten. Ik ben nat van het zweet, vies van de modder en moet echt even op adem komen. Mijn twee begeleiders echter lijken nergens last van te hebben, zelfs hun slippers zijn nog schoon. Lek bereidt een heerlijke lunch van sticky rice. Samen met wat eieren, groente en vlees wordt dit geserveerd op een bananenblad. Rijst is het standaard voedsel dat hier gegeten wordt. Het wordt twee keer gekookt, waardoor het plakkerig wordt en het enorm vult. In deze twee dagen zal ik leren, dat dit het belangrijkste bestanddeel is van zowel het ontbijt, de lunch als het avondeten.

Blij met niets
Het dorpje waar we aan het eind van de middag aankomen is de laatste stop. De bewoners behoren tot de Khamu. Naast de Lao Huay en de Akha, is dit één van de grootste bevolkingsgroepen in de Nam Ha protected area. Dit natuurgebied in noord Laos, beslaat 2.225 km2 en is een van de belangrijkste in deze regio. Er wonen tijgers, olifanten, luipaarden en 288 vogelsoorten. Helaas heb ik geen tijger of olifant gezien, maar mijn gids heeft mij een hoop van de vogelsoorten aan kunnen wijzen.
De hele dag heb ik geen andere mensen gezien dan de twee jongens met wie ik op stap ben. Het is dan ook geweldig om in dit dorp van top tot teen bekeken te worden door een groep kleine, vies uitziende kinderen en wat bejaarden. De meeste tieners wonen in de stad. De volwassenen komen vanavond terug van het werk op de rijstvelden. Het dorpje telt 72 inwoners, er is geen elektriciteit en het drinkwater komt uit de rivier. Het ziet er wat bruinig uit. Ik heb gezien hoe het is gekookt dus ik drink het. Het smaakt naar zwavel, net alsof je vloeibare lucifers drinkt. Slechts één zonnepaneel, middenin het dorp, herinnert me eraan dat het 2006 is. Dit kleine beetje stroom dient voor de televisie, die in het bamboe hutje van de Chief staat. Het bouwwerk, gemaakt van bamboe en palen, waarin wij slapen staat aan de rand van het dorp, naast de rivier. Binnen hangen een paar klamboes boven een klein rieten matje; dit is mijn bed voor vannacht. Verder staat er niets. Ik leg mijn spullen neer en loop tussen de hutjes door. Wat doen de kinderen in dit dorp? Gaan ze naar school? De oude mensen zitten bij hun huisjes te praten. Ondertussen letten ze op de spelende kinderen. Een oudere dame, omgeven met haar kleinkinderen, legt uit dat de kinderen ’s ochtends naar school gaan. ’s Middags spelen ze en zorgen voor hun kleinere broertjes en zusjes. Ze krijgen vrij jong al erg veel verantwoordelijkheid. In het begin ben ik het middelpunt van de aandacht. Na een halfuurtje ben ik echter oud nieuws en spelen ze gewoon weer verder. Een klein jochie sleept een doosje aan een touwtje voort en een meisje heeft enorme lol in het duwen van een bamboepaal met aan het einde een wiel. Ergens anders zie ik kinderen kokosnoten uit een boom tikken met een lange stok en een wat grotere jongen troost zijn huilende broertje. Verbazend hoe gelukkig deze kinderen zijn met bijna niets.

Pimpelen met de baas
Die avond heb ik de eer om aan tafel te mogen zitten met de baas van het dorp. Een heel rustige man die over elk woord lijkt na te denken en ook voor elk woord een nieuwe hap lucht neemt. Gelukkig treedt Lek op als tolk. De voornaamste taak van de Chief blijkt het onderhouden van contacten met andere dorpen en het beslechten van ruzies te zijn. Hij vertelt me hoe het werkt als mensen uit verschillende dorpen met elkaar gaan trouwen. ‘De bruidegom verhuist naar het andere dorp en zijn schoonfamilie moet opdraaien voor de bruidschat.’ Interessant vind ik het dat in dit dorp, net als in Nederland, elke vier jaar een soort gemeenteraad verkiezing gehouden wordt. De oude baas kan dan herkozen worden, of er komt een nieuwe Chief, die automatisch ook de televisie overneemt. Ondertussen eten we wat vlees, waarvan de oorsprong mij niet duidelijk is, tomaat en uiteraard weer sticky rice. Na afloop van ons gesprek besluit de baas dat er een fles rice wine moet komen. Een waterfles gevuld met iets wat lijkt op water gaat rond. Ik krijg een klein bekertje waar ongeveer één slok van dit spul in past. De eerste keer dat we proosten en de slok achterover slaan, stik ik er bijna in. Dit is gewoon spiritus, gemaakt van rijst. Al snel doet de alcohol zijn werk en ik begrijp nu hoe deze mensen gewoon op de grond kunnen slapen.

Indiase curry
De volgende ochtend word ik vroeg wakker gemaakt voor het ontbijt. Met een lichte kater kijk ik wat op tegen deze maaltijd. Gelukkig zit er dit keer ook weer een ei en wat verse tomaat bij, dus besluit ik de rijst links te laten liggen. De tocht terug gaat iets gemakkelijker. Er hoeft niet geklommen te worden, we dalen langs de rivier af naar beneden. Onderweg komen we nog een aantal kleine dorpjes tegen en steken een aantal rijstvelden en een rivier over. Alles hier is groen en er heerst een ongelooflijke rust. Af en toe komen we wat mensen tegen die op weg zijn naar de rijstvelden en hier en daar staat een verdwaald huisje met daarnaast een stuk land. Halverwege maken we weer een stop voor de lunch en hier kan ik eventjes zwemmen in de rivier. Omdat de tocht deze dag negen uur duurt, ben ik helemaal kapot als we aankomen bij het eindpunt. UNESCO (Een onderdeel van de Verenigde Naties dat internationale samenwerking stimuleert op het gebied van educatie, wetenschap, cultuur en communicatie, red.) heeft in de Nam Ha protected area een aantal eco-tours opgezet. Dit zorgt ervoor dat je onderweg geen of heel weinig andere toeristen tegenkomt. Deze tocht geeft je het gevoel een echte ontdekkingsreiziger te zijn. Het geld dat je betaalt, ongeveer $100 gedeeld door het aantal mensen met wie je bent, wordt grotendeels gebruikt om dit natuurpark te onderhouden. Daarnaast is er natuurlijk een klein deel voor de gids en voor het dorp waar je overnacht.
We moeten nog een klein stukje met de bus om weer terug naar Luang Nam Tha, ons beginpunt, te komen. Daar bestel ik een heerlijk koud colaatje en ga ik eten bij een Indiaas restaurant, zodat ik geen sticky rice hoef te verwachten. Het was een indrukwekkende trip, door een prachtig stuk van dit bijzondere land. Ik bedank Lek en besluit morgen direct verder te gaan. Met de bus naar het zuiden, richting Nong Khiaw, Luang Prabang, Vang Vieng en verder.

Geschiedenis
Toen ongeveer 750 jaar geleden de Lao en andere Tai volkeren deze regio binnen kwamen, introduceerde de eerste koning van Laos het Therevada boeddhisme. Deze vorm van het boeddhisme wordt tot op de dag van vandaag door tweederde van de bevolking aangehangen. Over de geschiedenis voor deze tijd is weinig bekend. Zeker is wel dat het zuiden van Laos heeft toebehoord aan een veel groter Khmer rijk. Onder deze eerste koning Fa Ngoum en diens opvolger werd het rijk snel groter. Het land is echter ook deels bezet geweest door de Birmezen en de Vietnamezen en ook de Chinezen hebben een tijdlang de macht gehad in een deel van Laos.

In de tijd dat Frankrijk de macht had in een groot deel van zuidoost Azië, werd Vientiane als administratieve hoofdstad gekozen. Dit was aan het eind van de 19de eeuw het geval, totdat ze het kwijtraakte aan de Japanners die in de Tweede Wereldoorlog een groot deel van Indochina bezette. Na deze oorlog nam Frankrijk weer de macht, maar kreeg de pro-communistische Vietminh de steun van diverse groeperingen in Laos. De Vietminh vocht in deze tijd tegen de Franse bezetting in Vietnam.

Tijdens de Vietnamoorlog, werden er door de Amerikanen meer bommen gegooid op Laos dan dat er in de hele Tweede Wereldoorlog waren gevallen. Dit werd veroorzaakt door een ‘sluiproute’ door zuidoost Laos van de Noord-Vietnamezen. Zij vochten in deze oorlog tegen de Amerikanen en brachten via deze Ho Chi Minh-trail voorraden naar hun troepen in Zuid-Vietnam. Toen deze oorlog was afgelopen werd het land in 1975 uitgeroepen tot Democratische Volksrepubliek Laos.

Vietnamese troepen bleven in Laos om de Lao Revolutionaire Volkspartij te steunen die ook nu nog steeds aan de macht is. Economisch gezien loopt het land nog ver achter en zelfs de overgang naar een markteconomie in plaats van het communistische beleid, heeft er niet voor kunnen zorgen dat er veel veranderde. Nog steeds leven de meeste mensen in Laos voornamelijk van de zelfvoorzienende landbouw.

Praktische informatie
Beste reistijd:
De beste tijd om naar Laos te gaan is tussen november en februari, in deze tijd regent het weinig en is het niet te heet. In de noordelijke regio is maart tot mei het hete seizoen, wat prettig reist omdat dit het hooggelegen gebied van Laos is. In het zuiden kan het in die periode oplopen tot 40 graden, wat een stuk minder prettig reizen is. Juli tot oktober is het regenseizoen. Het is dan in sommige gebieden onmogelijk om te reizen, omdat wegen soms geheel zijn weggespoeld.

Gezondheid:
De enige prik die vereist is in Laos is gele koorts, maar Hepatitis A en B en DTP worden aangeraden. Malariapillen worden ook geadviseerd; als voorzorg te slikken of een redelijke dosis als geneesmiddel, mocht het misgaan.

Papieren:
Om Laos in te mogen is een paspoort nodig dat nog minimaal 6 maanden geldig is. Voor een verblijf van maximaal 15 dagen kan een visa worden gekocht bij de grens. Hiervoor is wel $ 30 cash nodig, andere valuta, travelercheque of credit card wordt niet geaccepteerd. Een verblijf tot 30 dagen vereist een visa dat vooraf bij een ambassade of consulaat verkrijgbaar is voor ongeveer $ 35. Dit kan 24 uur tot 4 dagen duren, afhankelijk van het land van aanschaf.

Vervoer naar Laos:
De meest interessante manier om Laos binnen te komen is vanuit een van de aangrenzende landen: Thailand, Vietnam, Cambodja, China of Burma. Een vliegticket naar Bangkok is, door de grote concurrentie van vliegmaatschappijen, meestal het goedkoopst. Vanuit Bangkok vertrekt een comfortabele nachttrein naar Chiang Mai en van daaruit is het nog een klein stuk naar de grens met Laos. Deze kleine afstand kan makkelijk overbrugd worden met het openbaar vervoer, een minibus, taxi of een georganiseerde tourbus.

Vervoer in Laos:
Het grootste deel van het wegennet maakt een snelle ontwikkeling door. Alleen in het noorden en het uiterste zuiden of in de wat meer afgelegen gebieden in het midden van Laos, zijn de wegen nog niet helemaal af. Door deze vernieuwde wegen is er een enorme aanbieding van bussen, mini bussen (pick-ups met bankjes achterin) en taxi’s. Een motor, auto of scooter huren is in de grote steden mogelijk en het verkeer, vooral buiten de steden, is rustig. Voor de eerste twee is een internationaal rijbewijs nodig. Het wordt afgeraden te reizen met schemering en in het donker in verband met koeien, buffels, honden en een enorme hoeveelheid mensen die over de onverlichte weg naar huis lopen. Ook wordt het werk aan de weg niet altijd even duidelijk aangegeven en is een groot gat vaak moeilijk te zien in het donker.
Een groot deel van Laos is echter ook te bereizen over water. Een grote diversiteit aan bootjes vaart over de meer dan 4.600 km waterwegen. Afhankelijk van het seizoen zijn de kleinere riviertjes goed begaanbaar of opgedroogd.

Geld:
In Laos is de munteenheid kip. Daarnaast worden de dollar en de Thaise bath veel gebruikt voor de wat grotere aanschaffen. In Laos is er geen pinautomaat en creditcards worden slechts in de meer upperclass hotels en restaurants gebruikt. Het wisselen van geld gebeurt in de bank of bij de kleine wisselkantoortjes. Buiten Laos is de kip niet meer inwisselbaar. Het is dus belangrijk, vooral de laatste dagen, alle kip uit te geven. Een mooi gemiddelde om te reizen is geld voor de helft in bath, een kwart in dollars en een kwart in kip mee te nemen. Alleen als er veel kleine aankopen gedaan worden is een grotere hoeveelheid kip handig.
Een dag in Laos kost, exclusief transport, tussen de $ 12 en $ 25. Dit is afhankelijk hoeveel eisen gesteld worden aan het hotel, eten en snacks tussendoor. Als er echt rondgekeken wordt naar goedkope hotels en er wordt lokaal voedsel gegeten is het dagelijkse bedrag terug te brengen naar $ 8. Met een goed hotel en de chicste restaurants kan het oplopen naar $ 75 per dag.

Taal:
De algemeen gesproken taal is Lao. Daarnaast is de originele tweede taal Frans, door het koloniale verleden. Het Engels neemt deze plaats alleen snel over doordat het door zowel de toeristen als in het zakelijke leven als voertaal wordt gebruikt.

Handig om mee te nemen:
Lonely Planet reisgids, muskietennet, moneybelt, EHBO kit en uiteraard de standaard reisuitrusting.

Previous post Nicaragua
Next post New York